De billijke vergoeding in praktijk

Hoe bepalen rechters sinds het Hairstyle-arrest de billijke vergoeding? 

De billijke vergoeding is een compensatie voor de werknemer voor het ernstig verwijtbaar handelen van zijn werkgever. Vorig jaar hebben wij u bericht over het zogenaamde "Hairstyle-arrest" van 30 juni 2017. In dit arrest heeft de Hoge Raad duidelijkheid gegeven over het karakter van de billijke vergoeding, de wijze waarop deze kan worden berekend en de elementen die daarin tot uitdrukking kunnen komen. 

Inmiddels hebben rechters in praktijk deze leidraad uit het Hairstyle-arrest veelvuldig gebruikt bij het begroten van de billijke vergoeding. In de volgende twee zaken heeft dit voor de betreffende werknemers zeker geen windeieren gelegd. 

Kantonrechter Haarlem
De eerste zaak betrof een werknemer die General Manager was en wiens functie als gevolg van een reorganisatie was komen te vervallen. De kantonrechter in Haarlem kwam tot het oordeel dat de werkgever niet aan de herplaatsingsverplichting had voldaan, doordat hij niet meer had gedaan dan vacaturelijsten sturen aan de werknemer, terwijl er een passende functie voor de werknemer beschikbaar was. Herstel van de arbeidsovereenkomst lag niet meer in de rede. De werkgever had de werknemer namelijk direct op non-actief had gesteld en hem als een baksteen laten vallen. Het handelen van de werkgever werd bestempeld als slecht werkgeverschap. 

Bij het vaststellen van de billijke vergoeding volgde de kantonrechter het Hairstyle-arrest door in de eerste plaats rekening te houden met de gevolgen van het ontslag. De kantonrechter achtte het redelijk dat de arbeidsovereenkomst nog 1,5 jaar zou hebben voortgeduurd. In verband met het ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever werd de transitievergoeding hier niet in mindering gebracht op de billijke vergoeding. 

Rekening houdend met al deze omstandigheden werd de billijke vergoeding vastgesteld op maar liefst € 534.000,- bruto. Voor zover bekend is niet eerder een vergoeding in deze orde van grootte toegekend. 

Rechtbank Amsterdam
De tweede zaak betrof de COO en statutair bestuurder van Kijkshop, wiens arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens de slechte financiële situatie bij Kijkshop. De COO vroeg een billijke vergoeding wegens het ontbreken van een redelijke grond voor het ontslag en omdat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. De rechtbank in Amsterdam oordeelde dat de arbeidsovereenkomst inderdaad was opgezegd zonder valide opzeggingsgrond. Dit betekende automatisch dat sprake was van ernstig verwijtbaar handelen door Kijkshop. Daarnaast had Kijkshop ernstig verwijtbaar gehandeld door de COO voorafgaand aan zijn dienstverband onvoldoende informatie te verstrekken over de (slechte) financiële situatie van de onderneming. Een billijke vergoeding kon dus worden toegekend. 

Ook hier werd het Hairstyle-arrest gevolgd. De rechter hield onder meer rekening met de omstandigheid, dat de COO door toedoen van de werkgever geen kans had gehad om invulling te geven aan zijn functie, en met de gevolgen van het ontslag voor zijn reputatie. De billijke vergoeding werd vastgesteld op 15,5 maandsalarissen, oftewel € 217.000,- bruto. De rechter kende geen gewicht toe aan het verweer van Kijkshop, dat het vanwege de penibele financiële situatie van de onderneming ondoenlijk was om een dergelijke vergoeding te betalen. 

Alle relevante omstandigheden
Opgemerkt moet worden dat deze zaken niet leidend zijn in de praktijk. Zo zijn er ook uitspraken te vinden waarbij de rechter, ondanks een niet-rechtsgeldig verleend ontslag, de billijke vergoeding zelfs op nihil stelde. Uit de grote variëteit aan billijke vergoedingen blijkt dat alle specifieke omstandigheden van een zaak een rol kunnen spelen bij het bepalen van de billijke vergoeding.

Zowel voor de werkgever als voor de werknemer is het dus van belang om de juiste feiten en omstandigheden naar voren te brengen om de hoogte van de billijke vergoeding te beïnvloeden. Laat u daarin dus van gedegen advies voorzien!