Ontslag op staande voet bij bagatelzaken: het blijft lastig!

Hoe oordelen rechters over een ontslag op staande voet in zogenaamde bagatelzaken, zaken waarbij sprake is van slechts een relatief klein vergrijp?

Evenredigheid

Bij beoordeling van de vraag of een ontslag op staande voet terecht is verleend, moet de rechter alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Hierbij is steeds het evenredigheidsbeginsel aan de orde. Dat betekent dat moet worden afgewogen of niet een minder ingrijpende maatregel dan het ontslag op staande voet in de rede ligt. Een ontslag op staande voet heeft voor de werknemer immers ernstige gevolgen.

Twee stromingen

Bij bagatelzaken staan rechters voor het dilemma of de beperkte omvang van de schade voor de werkgever of juist de aard van de misdraging door de werknemer (denk aan fraude of diefstal) doorslaggevend moet zijn voor de vraag of een ontslag op staande voet terecht is. De rechtspraak kent twee stromingen: een strenge en een milde stroming.

In de strenge stroming vormt de aard van de misdraging van de werknemer het uitgangspunt, ongeacht de beperkte omvang van de schade voor de werkgever. De gedraging van de werknemer geeft de doorslag voor het gerechtvaardigd zijn van het ontslag op staande voet.

In de milde benadering daarentegen heeft het evenredigheidsbeginsel de overhand, met als resultaat dat de gedraging van de werknemer door de vingers wordt gezien, omdat de zware financiële en persoonlijke gevolgen van een ontslag op staande voet voor de werknemer in geen verhouding staan tot de geringe omvang van het door de werkgever geleden nadeel. Bij bagatelzaken is de schade voor de werkgever immers per definitie beperkt van omvang.

Recent voorbeeld

Een voorbeeld van de milde stroming vormt een recente uitspraak van de kantonrechter Maastricht. In deze zaak had Action Nederland BV een winkelmedewerkster op staande voet ontslagen omdat zij, zonder voorafgaande toestemming, chips (toebehorend aan Action) had genuttigd. Hoewel de kantonrechter erkende dat Action belang heeft bij het door haar gehanteerde zero tolerance-beleid, achtte hij in dit geval het ontslag op staande voet niet terecht vanwege alle negatieve gevolgen van dit ontslag voor de winkelmedewerkster.

Men kan zich de vraag stellen of de milde stroming wel in het belang is van de rechtszekerheid. Deze stroming leidt immers per definitie tot verschillende gradaties, terwijl de strenge stroming (dus zero tolerance) die gradaties niet heeft. Daar waar het in de milde stroming onduidelijk blijft waar de grens ligt (is dat bij bijvoorbeeld diefstal van een geldbedrag € 10,‑, € 100,‑ of € 1.000,‑?), geldt dit voor de zero tolerance niet. Hier geldt de absolute nullijn en deze is voor alle partijen duidelijk (dus ook de werknemer) omdat zij precies weten waar zij aan toe zijn.