Welke verplichtingen rusten op de opdrachtgever bij schade?

Als het werk van de aannemer gebreken vertoont, dan heeft de opdrachtgever recht op herstel van die gebreken. De wet legt echter verplichtingen op aan zowel de opdrachtgever als de aannemer. De opdrachtgever is verplicht om de aannemer in de gelegenheid te stellen om binnen een redelijke termijn gebreken weg te nemen.

De aannemer is daarentegen op vordering van de opdrachtgever verplicht om gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. De aannemer is in beginsel gerechtigd om gebreken naar eigen inzicht te herstellen. Voor dit herstel is in de praktijk de algemene norm ‘goed en deugdelijk werk’ geformuleerd. Stelt de aannemingsovereenkomst bepaalde kwaliteitseisen, dan moet ook conform die eisen worden hersteld.

Als de opdrachtgever het door de aannemer aangeboden herstel ten onrechte heeft geweigerd, (omdat herstel adequaat en toereikend was) dan verkeert de opdrachtgever hierdoor in schuldeisersverzuim. De opdrachtgever verleent immers niet de noodzakelijke medewerking om gebreken weg te nemen, terwijl er voor deze weigering geen rechtvaardiging aanwezig is. Totdat de opdrachtgever duidelijk communiceert dat hij de aannemer vrij laat in de wijze van herstel, verkeert hij in schuldeisersverzuim.

De opdrachtgever kan, als zijn aannemer van zijn herstelverplichting in verzuim verkeert, de herstelverbintenis omzetten in één tot vervangende schadevergoeding. Er gelden twee vereisten voor omzetting, te weten: i) verzuim van de aannemer en ii) een schriftelijke mededeling van de opdrachtgever dat hij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert. De keuze voor omzetting is blijvend van aard.

Er bestaat geen verplichting tot een herstel op specifieke wijze. De aannemer is in beginsel vrij in de herstelwijze, zo lang deze maar resulteert in goed en deugdelijk werk.